post

Ranking de Stars 

Ranglijsten en stickers plakken in het onderwijs

Beleidsmakers en media lijken verslaafd aan ranglijstjes. Of het nu gaat om Nationale Studenten Enquête en U-ranks in het hoger onderwijs, of de cito-ranglijstjes in het basisonderwijs: steeds halen ze de media. De lijstjes worden zelfs gebruikt om beleid op te baseren. Want meten is weten, zo lijkt het. Helaas geldt dat alleen maar als je weet wat je meet. En daar lijken we maar al te graag aan voorbij te gaan.

In één oogopslag zien wat de kwaliteit van de school is
Het is toch prachtig dat je als ouders en als samenleving in één oogopslag kan zien wat de kwaliteit van de school is. Heel snel kunnen ouders zien welke scholen kwaliteitsonderwijs bieden en welke dat niet doen.

Je pakt het etiket dat achterop de verpakking van de school staat en je leest hoe de scores zijn en kunt ze vergelijken met de andere scholen waar dan ook in Nederland. De school met de beste scores wint. Bovendien bevorderen wedstrijden en prijzen een cultuur waarin presteren gestimuleerd wordt.

Je maakt een ranglijst en ziet welke school bovenaan staat en dat wordt dé school voor jouw kind. Bovendien kunnen we dan gelijk die scholen korten op hun budget die twee of drie jaar op rij niet bij de top 20 horen; prachtig toch?

De gemiddelde score van de eindtoets is geen samenvatting van de kwaliteit van de school. Het maken van één landelijke opsomming met de scores draagt bij aan een ranglijstcultuur en leidt tot strategisch gedrag van scholen.

Ranking the Stars
Onderwijs heeft juist niets te maken met Ranking the Stars. Toch zien we het geregeld ranglijsten opstellen en stickers plakken voorbij komen, zoals bij excellente scholen. Die scholen krijgen een predicaat excellent op voordracht van de jury Excellente Scholen. Deze scholen krijgen steeds meer voorrechten, bijvoorbeeld op het gebied van regelluwheid en op het gebied van flexibele onderwijstijden. Zou het kunnen dat regelluwheid en flexibele onderwijstijden juist leiden tot excellente scholen?

Strategisch gedrag door scholen
In het voortgezet onderwijs krijgen kinderen minder kansen door ranglijsten. Scholen laten kinderen sneller afstromen naar een lager niveau om gegevens positief te beïnvloeden en zodoende beter te scoren.

Het is dezelfde discussie als met de cito-toetsen: op zichzelf is er niets mis mee. Maar je ziet in Nederland steeds meer basisscholen zich zijn gaan richten naar die toets. Ook vergrootten we de kans dat scholen zwakke leerlingen gaan weigeren om zo de ranking van hun school te kunnen beïnvloeden.

De nadruk op de positie van Nederland op internationale ranglijsten leidt volgens veel schoolleiders tot een eenzijdige focus op meetbare resultaten. Die eenzijdige focus ‘is gebaseerd op een zeer eenzijdig kindbeeld, namelijk dat van een economische factor’, aldus schoolleiders.

Economisering van het onderwijs
Met de ranglijsten en werking van de markt in het onderwijs gaat scholen meer en meer lijken op bedrijven. Daarmee doen meer en meer economische waarden hun intrede in het onderwijs. De school moet effectief zijn, klantgericht en efficiënt worden gemanaged. We verleren daarmee pedagogische aspecten van het onderwijs. Biesta (2012) schreef hierover: Onderwijspedagogiek wordt onderwijseconomie; en daarmee gaan economische waarden pedagogische domineren. Al eerder schreef ik over dat de markt niet zorgt voor goed onderwijs, daar ga ik nu niet verder op in.

Op korte termijn levert het economisch denken hogere scores op, de gevolgen op langere termijn zijn beroerd. Het betekent dat het gevaar bestaat van nog meer teaching to the test: lesgeven enkel met het doel om zoveel mogelijk leerlingen de toets zo goed mogelijk te laten maken. Om de inhoud gaat het dan niet meer en treedt er een versmalling van het curriculum op, zwakke leerlingen worden uitgesloten en samenwerking tussen scholen gaat meer over in concurrentie ten opzichte van elkaar.

De Onderwijsraad waarschuwt voor de smalle kijk op onderwijs en de segregatie die kan ontstaan als je de betere leerlingen meer in aparte klassen, in top- en plusklassen, gaat opvangen. Mogelijk gaat de prestatie van de ‘top’ erop vooruit, maar het lijkt slecht voor de cohesie. Bovendien kan het excellentie onderwijs leiden tot het opleiding van excellent sheeps. Het voert te ver om daar nu op in te gaan; het boek Excellent Sheeps, the miseducation of the American elite (2014) van William Deresiewicz kan ik aanbevelen.

Met het stickers plakken en opstellen van ranglijsten wordt talent van kinderen en studenten versmald en kan het juist leiden tot minder creatieve en innovatieve leerlingen. Laat staan dat er veelal een belofte ligt dat het excellentieonderwijs als proeftuinen zijn voor ‘regulier’ onderwijs………… Aan die belofte wordt niet of nauwelijks gestalte gegeven.

Wat echt van waarde is….. burgerschap, talent en functies van het onderwijs
Als we een bredere definitie hanteren van talent, krijgen we een heel ander soort onderwijs en bovendien een heel ander soort toetsing. Dan kunnen we recht doen aan meer talenten van leerlingen in het onderwijs. Dan doen we recht aan de knappe koppen èn de gouden handjes. Dan schoffelen we het vmbo niet onder, maar is het onderwijs waar we kinderen begeleiden om basisvaardigheden aan te leren en hùn talent te leren kennen en ontwikkelen.

In de afgelopen tijd is opnieuw aandacht gekomen voor de vraag van het doel van het onderwijs. Op dit moment lijkt het strak sturen en meten van onderwijsopbrengsten nog hoogtij te vieren. Het gevaar bestaat dat we louter meten wat we kunnen meten en dat waarderen i.p.v. het meten wat we werkelijk waarderen. Misschien valt dat wat we waardevol vinden niet (helemaal) te meten. Er is een kanteling gaande gezien de discussies over wat goed onderwijs nu eigenlijk is.

Steeds vaker wordt aangehaald dat we in het onderwijs drie functies kunnen onderscheiden: kwalificatie, socialisatie en subjectwording (oftewel persoonsvorming). De functies moeten in samenhang worden gezien en een bepaalde balans hebben. Een wiskundige formule is hiervoor niet te geven, maar ik zie in het onderwijs een onevenredig gewicht naar de kwalificatie, waarbij de meetcultuur past.

Meer en meer wordt gesproken over burgerschap en bildung in het onderwijs. Bij verschillende collega’s – docenten en andere onderwijsdeskundigen – hoor ik dat we leeruitkomsten moeten gaan ontwikkelen om vervolgens burgerschap en bildung te toetsen. Daar ben ik zeer terughoudend mee. De kans bestaat dat burgerschap of bildung iets verwordt tot een vak i.p.v. het te integreren in ons handelen binnen verschillende contexten. Bovendien geloof ik niet dat je iets als moraliteit zou moeten meten en vervolgens daar een oordeel over hebben: ‘jij bent moreler dan hij is’…

Meer kansrijk lijkt het mij om het gesprek over goed onderwijs te voeren binnen teams van docenten, met ouders en werkvelden. De ruimte moet ontstaan om contexten te creëren waarbinnen leerlingen en studenten kunnen leren zonder dat dit soms echt meetbaar is.

Terug naar het wat en waarom van het onderwijs. Het antwoord heb ik niet, maar de weg van onderwijseconomie lijkt me een doodlopende, schadelijk voor de samenleving en geen recht doen aan talenten van kinderen.

Geef een reactie